HOUVAST EN VERWONDERING IN VERVREEMDING
MARLEEN SLEEUWITS
tekst Maurits Schmidt
Marleen Sleeuwits (Den Haag, 36) publiceerde vorig jaar haar eerste monografie: On the Soft Edge of Space. Door de Volkskrant uitgekozen tot een van de vijftien mooiste Nederlandse fotoboeken van 2016. En door Pf – bij deze – door thema en aanpak tot het meest uitzonderlijke boek.
Eerst fotografeerde Marleen Sleeuwits steriele, onpersoonlijke ruimtes, dagelijks betreden en gezien door duizenden mensen zonder dat ze zich dat bewust zijn. Nu bouwt ze lege ruimtes om tot driedimensionale kunstwerken, versierd met overgebleven resten bouwmateriaal uit eerstgenoemde kantoor- vliegveld- en doorgangsruimtes. De foto’s die ze daarvan maakt zijn de eigenlijke kunstwerken. De ruimtes en voorwerpen zelf vernietigt ze weer; dat waren slechts grondstoffen. De Volkskrant: ‘Wat is ‘echt’, wat niet – het maakt niet uit. Hier wil je wel even blijven.’
Je geeft me een kunstwerk om naar te kijken, maar je pikt meteen de derde dimensie erin van me af.
“Misschien heb ik wel een vierde toegevoegd.”
Daar kan ik me wel in vinden. Een foto is natuurlijk per definitie altijd tweedimensionaal, maar de bedoeling is meestal dat je iets driedimensionaals ziet: het bruidspaar met opwaaiende trouwjurk, daarachter de koets en het vijvertje. Bij jou vloeit dat ineen: de driedimensionaliteit wordt opgeslokt, geabsorbeerd door jouw aanpak, maar verdwijnt niet. Misschien is dat jouw vierde dimensie.
“Ik zie mijn foto’s, groot, klein, zelf als fysieke objecten, ofschoon ze plat aan de muur hangen. In die zin heb ik inderdaad die derde dimensie toegevoegd aan mijn foto. Zo ben jij, toeschouwer, onderdeel van mijn werk geworden. Want jij moet je helemaal verhouden tot dat beeld. Anders gebeurt er niet wat jij zojuist als toeschouwer beschreef. Dat was meteen het probleem met mijn boek. Het fysieke, het object, is voor mij heel belangrijk. De afmeting, hoe het is geprint. Ik was bang dat ik dat element kwijt zou raken als ik de foto’s alleen maar in een boek zou plaatsen. Om dit te ondervangen heb ik voor het boek een maquette gebouwd, schaal een op zes, en daarin op schaal mijn foto’s gehangen. Dan zie je op foto de foto’s terug in de driedimensionaliteit van de maquette. Die maakt dat je ervaart door de expositie heen te lopen, zelf vóór de werken staat. Zo word je onderdeel. Maar, let wel, niet de maquette maar de foto is het eindresultaat.”
In die zin heb je die vierde dimensie toegevoegd met wat je te zeggen hebt? De samengang van twee- en driedimensionaliteit waarvan ik onderdeel ben geworden is mijn nieuwe werkelijkheid, waar ik vanaf dat moment rekening mee moet houden.
“Ja. Het zweeft er in elk geval tussenin. Twee-en-een-halfdimensionaal.”
Niet zo bescheiden! Maar terug naar de werkelijke werkelijkheid: de foto als tweedimensionale afdruk van het driedimensionale bruidspaar in het park. Wat is het verschil?
“Bij de trouwfoto is de maat der dingen geheel duidelijk. Bij mij is dat helemaal weg. Ik heb alleen al nooit mensen in mijn foto. Ook geen deuren of andere aanwijzingen van grootte. Daar speel ik erg mee: je moet op onderzoek gaan: waar kijk ik naar, wat is er mee, hoe steekt de ruimte in elkaar.
Dat doe ik omdat ik zelf puzzel met dit soort plekken. Zulke ruimtes intrigeren me. Al heel lang. Het begon op vliegvelden. Dat je eigenlijk niet weet: waar ben ik nou, wat voor tijd is het, dag of nacht, het kan altijd en overal ter wereld zijn. Die plekken zijn zo anoniem, zo inwisselbaar. Ik begon die te fotograferen, als een soort antifoto: er is geen beslissend moment. Hoe verhoudt je je als mens tot zulke plekken, kun je er een relatie mee aangaan.
In mijn nieuwere werk: de ruimtes die ik eerst zelf bouw, is dat heel letterlijk: kan ik met die ruimtes een relatie aangaan door ze in elkaar te timmeren, te doorboren, plakjes eraf te zagen, om te keren, weer uit elkaar te halen.”
Waar ben je dan naar op zoek?
“Misschien is het een speels, visueel onderzoek. Hoe je op die ruimtes grip kan krijgen. Waar bestaan ze uit. En dan is het ook een vertaling van mijn gevoel bij dit soort plekken.”
Ging je die zelf maken omdat de voorhanden plekken je niet meer genoeg waren?
“Na een paar jaar was ik daar wel klaar mee. Ik had wel gezegd wat ik wou zeggen. Ik had het idee dat ik door zelf ingrepen te doen m’n eigen stempel erop kon drukken.”
Je bent afgestudeerd fotograaf, maar van daaruit ook beeldend kunstenaar geworden.
“Steeds meer eigenlijk. Ik wou het verhaal verder brengen. Niet zozeer door er zelf elementen aan toe te voegen: een foto alleen kan ook kunst zijn. Daarin zie ik het verschil niet. Het ging me erom de ervaring dat ik me niet kon verhouden tot zo’n plek nog extremer te maken, nog persoonlijker. Een ruimte die zichzelf spiegelt, waardoor je niet weet waar boven of onder is, waar de plek eindigt en begint.”
Je werkt hier met een aantal andere bedrijfjes als een soort kraakwacht in een enorm leegstaand kantoorgebouw. Ik had verwacht hier die driedimensionale ruimtes en voorwerpen aan te treffen.
“Hier en elders in het pand heb ik wel wat gemaakt. Ik probeer steeds weer een laag toe te voegen aan de dimensies. Dat doe ik ook door alles te verkleinen tot die schaal een op zes en dan daar weer mee te spelen. Zo is het boek niet alleen een overzicht, maar ook, door weer een nieuwe dimensie, een nieuwe laag toe te voegen, zelf een nieuw kunstwerk.”
En zit dat dan meer in de beeldende-kunstkant of in de fotografiekant?
“Weet ik niet, ben ik niet zo mee bezig. Niet zo interessant. Ik maak wat ik maak, eet van twee walletjes: het mag bij beide aansluiting vinden. Die zie ik bij beeldende kunst, maar mijn werk, mijn achtergrond is toch fotografie. Beetje ertussenin.”
Nog eens: wat zoek je?
“Je begint een ruimte te bouwen, tot er een beeld ontstaat waarvan niet meer duidelijk is wat voor plek het is. Je weet niet wàt voor ruimte het is; Of je het kan aanraken, of het binnenste hol of bol is; hoe sta jij voor die ruimte. Kan je er als mens in. Die vervreemding moet erin zitten. Als vertaling van het gevoel dat ik op veel plekken heb, in allerlei steden. Het superanonieme, tijdelijke van zoveel van die plekken. Verbouwingen met systeemplafonds en tussenwandjes. Zonder karakter.”
Dat anonieme blijft bij jou. Of niet?
“Néé! Ik wil er juist grip op krijgen, het een smoel geven. Er juist verbinding mee maken. Of dat wel of niet lukt: altijd gaat het over díé strijd, die zoektocht.”
Lelijk gevraagd: wat heb ik daar als beschouwer mee te maken? Aardiger gevraagd: wat wil je met dit verhaal op mij overbrengen? Waarom maak je mij daar deelgenoot van?
“Ik ben niet de enige die dat ervaart.”
Zo begreep ik dat zojuist toen jij het vertelde: erkenning van die plekken.
“Over mijn oude werk heb ik gezegd: het is of die plekken achter je bewustzijn liggen. Je bent er wel maar je kan er niks mee.”
Neem dit lege kantoorgebouw van zestien verdiepingen: ‘wij’ hebben ons er jarenlang in moeten bewegen. Toen al als een alien, nu werk je er met tien bedrijfjes. “Inderdaad voor mij geschapen. Ik kan werken op een plek waar mijn werk over gaat. Dit is al de vierde plek. Heel groot, ik dwaal rond.”
Deze serie is gestart vanuit de financiële crisis van 2009. Daar moet jij ook nog weet van hebben.
“Zeker. Die bracht veel leegstand met zich mee. Dat was voor mij dè kans. Ik begon hier in 2010. Los van de maquette en de kleinere werken gebruik ik hele ruimtes.”
Oh. Dat zag ik niet op de foto’s. Wat ik hier zie kan net zo goed een van bovenaf gefotografeerd schoenendoosje zijn.
“Ik wil alleen niet prijsgeven waar ik de ruimtes heb gefotografeerd. Je krijgt wel aanwijzingen hoor, als je goed kijkt. Een stopcontact bijvoorbeeld. Nietjes. De foto’s zijn doorgaans groot, hangen in mijn galeries, In Berlijn of Den Haag. Veel staat op de website.”
Waarom fotografeer je geen mensen?
“Dan wordt meteen de schaal duidelijk. Dat wil ik niet. De mens doe mee als de toeschouwer ervóór.”
Ook het kunstwerk dat jij hebt gemaakt voor de foto vernietig je achteraf weer.
“De ruimtes. Niet alles. Niet de objecten. Die ruimtes op zich vind ik verder niet zo interessant. Ze werken alleen als foto. De maquette en de getransformeerde ruimte zijn halfproducten. Of minder.”
Door jouw werk heb ik één kunstenaar teruggevonden die bij mij als leek sterk overkomt: Mark Rothko.
“Die heb ik nog niet eerder gehoord. Ik ken wel z’n kleurgebruik, vlakken, composities. Je zoekt plekken waar alles samenvalt. Ja, dat doe ik ook. En dan eigenlijk alleen maar met materialen in die ruimtes voor handen zijn. Isolatiemateriaal, tl-buizen, kabel, draad, gips, verf, licht. Rommel, eigenlijk. Vieze spullen.”
Blijft het thema de vervreemding die de omgeving de mens aanbiedt?
“Het houvast vinden daarin, de verwondering.”